Het is ondertussen al een tijdje geleden dat ik deze theorie voor het eerst hoorde: je hebt slechts 3,5% van de bevolking nodig om de maatschappij te veranderen. Hoopvol! Maar is het waar?
Meestal niet dus.
Waar komt dat idee vandaan?
De 3,5%-theorie is geen zweverig verzinsel van een transitiesgoeroe, maar degelijk wetenschappelijk onderbouwd. Erica Chenoweth, een Amerikaanse politicologe gespecialiseerd in burgerprotest en politiek conflict, bestudeerde samen met Maria Stephan meer dan 300 opstanden tussen 1900 en 2006. Hun conclusie: geen enkele geweldloze beweging faalde als minstens 3,5% van de bevolking eraan deelnam.
Doorgetrokken naar België betekent dat: 400.000 actieve mensen. En ja, dat aantal haalden we in de recente geschiedenis minstens twee keer. De protesten tegen kernwapens in 1983. De Witte Mars. Meer dan 400.000 mensen op straat. En toch veranderde er bitter weinig. Hoe kan dat?
Wat klopt er niet?
Het onderzoek van Chenoweth focuste op dictaturen en autoritaire regimes, telkens met dezelfde inzet: macht over een regio of land. Geen maatschappelijk debat over kernenergie of kindermisbruik in een parlementaire democratie, maar strijd om de macht zelf.
De theorie klopt dus wél in dictaturen, maar niet daarbuiten.
De staat en het monopolie op geweld
Elke staat heeft het monopolie op geweld. In ruil daarvoor garandeert ze orde en veiligheid en dwingt ze naleving van de wet af. België telt zo’n 70.000 politieagenten en militairen in functie van die taak. Dat is amper 0,6% van de bevolking.
De regel is eenvoudig: hoe meer legitimiteit de politieke macht geniet, hoe minder personeel nodig is om dat monopolie te handhaven. Hoe eerlijker en rechtvaardiger de wetten, hoe sneller ze aanvaard worden door de bevolking. En dus: minder politie.
In een dictatuur werkt dat net omgekeerd. Noord-Korea zet 7% van zijn bevolking in als militair of politie. Cuba en het Syrië van Assad: meer dan 2%. Rusland: 1,6%. De VS onder Trump: ongeveer 1%.
Je vader, je broer, je tante
Waarom is die 3,5% dan wél geldig in dictaturen? Omdat de kans groot wordt dat het regime geweld moet inzetten tegen de eigen bloedlijn, het eigen sociaal netwerk. Je vader, je broer, je tante, je beste vriend.
En precies daar wringt het. Wanneer 3,5% van de bevolking actief in verzet komt, en leger en politie bevolen worden om op hen in te hakken, dreigt iets cruciaals: het bevel wordt geweigerd. Het breekt.
Uiteraard is het vaak complexer. Dictaturen verdelen bevolkingen systematisch langs lijnen van etniciteit, klasse, stam of religie. Maar de bottom line blijft: familiale en sociale vermenging maakt dat bij 3,5% actieve tegenbeweging de kans groot is dat het geweldsapparaat blokkeert.
Jammer. Hier niet van tel
Bij ons in België en Europa geldt die logica niet. Gelukkig maar: we leven niet in een dictatuur (al zagen we de voorbije jaren wel een zorgwekkende versterking van autoritaire politici). Maar jammer genoeg: de 3,5%-regel is niet bruikbaar voor onze sociale en ecologische bewegingen.
En toch. Heel wat bewegingen hanteren de regel als strategische basis. Fout. Want zelfs al bereik je 3,5%, dan wacht enkel teleurstelling.
Beter: het Movement Action Plan van Bill Moyer
Bij S&L gebruiken we daarom een ander kompas: het werk van Bill Moyer. Zijn onderzoek keek naar hoe sociale en ecologische bewegingen écht doorbraken.
De kern van zijn theorie: elk maatschappelijk probleem doorloopt acht fases voor een politieke meerderheid het erkent én oplossingen in beleid verankert. En in elke fase moet een beweging andere dingen doen: qua acties, organisatievorm, financiering, vrijwilligers, dienstverlening.
Bijzonder herkenbaar is fase 5: de perceptie van mislukking. Eerst disruptieve acties, daarna massale mobilisaties. Maar plots: stilte. Media haken af. De beweging oogt vermoeid. Interne strubbelingen steken de kop op: realo’s tegen fundi’s, strategieën die alle kanten uitgaan. Soms verbreedt de beweging, soms stopt ze gewoon. En toch… net dan is succes vaak dichterbij dan gedacht.
Doorzetten is de boodschap. Maar anders dan in de “early days”.
Drie vragen voor je beweging
Om te weten in welke fase je beweging zich bevindt, moet je drie parameters scherp monitoren:
- Hoe groot is het deel van de bevolking dat erkent dat er een probleem is?
- Hoeveel mensen verzetten zich passief tegen het bestaande beleid rond dat thema?
- Hoeveel publieke steun heeft jouw alternatief?
Pas wanneer 25 à 30% van de bevolking publiek durft uit te spreken voor de alternatieven, bereik je een maatschappelijk doorbraak.
Tijd voor een andere strategie?
Daarom: laat de 3,5%-mythe voor wat ze is. Gebruik een strategie die werkt. Gebruik een strategie die rekening houdt met fases, met ritme, met draagvlak.
Wil je weten in welke fase jouw beweging vandaag zit? En gratis advies over wat je te doen staat?