Terwijl veel Vlamingen deze zomer op adem komen in de natuur, zitten heel wat mensen in milieu- en omgevingsverenigingen met hun hoofd gebogen over beleidsplannen. Niet over hoe we meer bossen kunnen beschermen of om burgers sterker te betrekken. Wel om hun bestaansreden te blijven verantwoorden. De Vlaamse overheid vroeg hen om een plan. Maar de vraag is: welk plan heeft de overheid eigenlijk zelf voor haar middenveld?
Natuurlijk moet een overheid weten wat er met belastinggeld gebeurt. Beleidsplannen, indicatoren en evaluaties zijn geen overbodige luxe: ze maken zichtbaar welke impact organisaties realiseren. Maar er is een grens. Een overheid die haar middenveld jaar na jaar structureel wantrouwt, snijdt in haar eigen vingers. Een sterk middenveld kan immers alleen bestaan als er a priori vertrouwen is in de mensen die elke dag aan oplossingen werken - en a posteriori controle om dat vertrouwen te onderbouwen. Vandaag lijkt die volgorde al te vaak omgedraaid.
“Kleine, lokale of experimentele initiatieven raken zo danig verstrikt in de papierwinkel.”
Competitie ondermijnt noodzaak
Het nieuwe subsidiereglement voor milieu- en omgevingsverenigingen bouwt concurrentie in als uitgangspunt. Organisaties die jarenlang erkenning kregen, moeten nu met elkaar wedijveren voor dezelfde of soms zelfs minder middelen. Dat klinkt misschien efficiënt, maar in de praktijk wint niet altijd de beste, wel vaak de grootste. Wie al beschikt over een stevig secretariaat en communicatiebudget kan betere plannen schrijven, meetbaarder rapporteren en meer vinkjes zetten.
Kleine, lokale of experimentele initiatieven raken zo danig verstrikt in de papierwinkel. Ze verliezen energie aan administratieve strijd, in plaats van die te steken in natuurherstel, burgerbetrokkenheid of innovatieve samenwerkingen. Zo verzwakt de diversiteit van het middenveld - net díe diversiteit die ons veerkrachtig maakt in tijden van klimaat- en biodiversiteitscrisis.
Onzekerheid fnuikt langetermijndenken
Wie een beleidsplan voor vijf jaar schrijft, moet kunnen bouwen op basiszekerheid. Structurele erkenning betekent niet dat er geen verwachtingen zijn, integendeel. Maar de zekerheid dat goed werk niet zomaar van tafel geveegd wordt, geeft ademruimte. Ruimte om te experimenteren, om coalities te smeden, om vernieuwende vormen van burgerinspraak te ontwikkelen.
Een subsidiebeleid dat vooral drijft op concurrentie en herhaalde herbeoordeling, creëert stress, verlamming en risicomijding. Dat is geen partnerschap, maar beheersing op basis van wantrouwen.
“Een robuust middenveld verdient zekerheid als fundament, geen permanente competitie als overlevingsstrategie.”
Beste minister Brouns,
Deze zomer tikken honderden vrijwilligers en professionals beleidsplannen uit die ons milieu en onze democratie vooruit moeten helpen. Zij doen hun deel. De vraag is of de Vlaamse overheid ook haar deel wil doen: vertrouwen schenken waar erkenning al is verdiend, diversiteit koesteren en ruimte geven aan kritische stemmen. Ja, verantwoording blijft nodig. Maar een robuust middenveld verdient zekerheid als fundament, geen permanente competitie als overlevingsstrategie.
Het nieuwe decreet mag dan een feit zijn, hoe u het invult is dat niet. Als de Vlaamse overheid aantoont dat er geld genoeg is om aandelen in de luchthaven van Zaventem te kopen, dan moet er toch zeker ook ruimte zijn om een sterk en divers middenveld van omgevingsverenigingen te ondersteunen?
Geef dit ‘experiment’ voldoende middelen, zodat concurrentie plaatsmaakt voor samenwerking, en onzekerheid voor partnerschap. Zo bouwen we samen aan een Vlaanderen dat natuurverenigingen niet tegen elkaar uitspeelt, maar hen de zekerheid geeft om samen te werken aan een leefbare toekomst voor ons allemaal.
Barbara Creemers
Milieu- en beleidsexpert bij S&L Strategies and Leaders